I. bw.,
1. (in verband met een beweging) naar opzij, naar en tot aan de buitenkant: de stier stormde langs de terzijde gesprongen torero ; terzijde leggen, (ook) sparen, reserveren; terzijde schuiven, stellen, als kopp. ook aaneengeschreven;
2. (in verband met een rust) aan de zijde, de zijkant, aan de buitenkant: terzijde tegenover de ingang stond, een lantaarnpaal; — als technische toneelaanwijzing in een drama, ter aanduiding van de wijze waarop een speler iets moet zeggen, t.w. met van de medespelers afgewend gelaat opdat dezen het niet horen; — van terzijde: hij springt ineens van terzijde tegen hem op;
II. zn. o. (-n), (bij de opvoering van een toneelstuk en vervolgens ook bij andere gelegenheden) het zeggen met van de medespelers afgewend gelaat: op een paar grimmige terzijden na, bedoeld tot terging van zijn tegenstander, bleef hij ernstig tot het einde.