(zette terug, heeft teruggezet),
1. achteruit zetten : de wijzers van een klok terugzetten ;
2. (personen) in geestelijk of materieel opzicht een minder belangrijke plaats geven : de snel toenemende handel en nijverheid moesten de adel betrekkelijk terugzetten (Fruin);
3. wederom zetten in de richting of op de plaats vanwaar iets of iem. tevoren gekomen is : een boek terugzetten.