Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STANDHOUDEN

betekenis & definitie

(hield stand, heeft standgehouden),

1. overeind blijven, niet om vervallen of instorten: de beschoeiingen hielden stand;
2. staande blijven in de strijd, niet vallen of bezwijken : zij hielden stand ; — ook fig.: zij bezweek, maar telkens bezwoer ze zichzelf stand te houden ;
3. in wezen blijven, blijven bestaan, duren : een vaste gewoonte, die reeds vele jaren stand hield;
4. (Zuidn.) (bij imkers) van de bijenkorf: de winter overblijven, doordat de bijen op eigen voorraad teren, zonder dat bijvoeding nodig is : dit jaar is er maar een van mijn korven die zal standhouden;
5. staan blijven in de strijd ; niet wijken, niet vluchten : standhouden tegenover de vijand;
6. halt maken, niet verder gaan : de hond schiet het korenveld in en houdt plots onbeweeglijk stand.