Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Overeind

betekenis & definitie

(spreekt.) OVEREND, bw.,

1. rechtop, op een der uiteinden: overeind staan, zitten, komen; de oren overeind zetten, opsteken;
2. in de gewone stand, niet omvergeworpen: de stad was geheel verwoest, er stond nauwelijks een muur overeind; — oneig.: dat houdt hem in zijn ongeluk overeind, staande;
3. in rep en roer, op stelten: de hele buurt stond overend.