I. v. (-en),
1. (litt. t.) lichamelijke pijn : smart gevoelen, hebben; onder smarten baren;
2. (litt. t.) leed, verdriet, pijnlijke aandoening van het gemoed: met smart vernemen, iets herdenken, denken aan ; — (R.-K.) de Moeder der Zeven Smarten, de H. Maagd ; de Man der Smarten, Christus ;
3. sterk, ongeduldig verlangen: met smart op iets of iem. wachten, naar iets uitzien.
II. v. (-en), (gew.) ontvelling achter de oren en in de liezen van kleine kinderen.