(<Lat.), v. (-s, ...siën),
1. (R.-K.) plechtige kerkelijke omgang, plechtige optocht van priesters en leken binnen of buiten het kerkgebouw, waarbij vaak het H. Sacrament of het Kruis wordt rondgedragen: een processie houden; in processie gaan, rondgaan; — (Zuidn.)grote processie, die de langste weg volgt; kleine processie, rondom de kerk; — (oneig.) dat was daar een hele processie, een grote rij, een lange optocht;
2. (Zuidn.) troep: een hele processie volk kwam naar de kermis; — een zatte processie, een dronkemansboel.