Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Poos

betekenis & definitie

v. (pozen),

1. (Zuidn.) pauze in uitvoering van muziek of toneel: een half uur poos ;
2. (gew.) werktijd, deel van een dagtaak; — het aantal slagen dat achter elkander, zonder rusten, door de arbeiders met het heiblok wordt gedaan;
3. niet lange tijdsruimte: ze wandelden een poosje langs het water; — bij pozen (Zuidn. met zijn pozen), nu en dan, van tijd tot tijd ; — (Zuidn.) tijd dat een kerkklok onafgebroken wordt geluid voor een overledene.