o. (-en),
1. een gewichtseenheid, thans in Nederland 500 gram : men duidt het pond dikwijls aan door het teken d.i. lb., een afkorting van Lat. libra; een kaas van twaalf pond; — 2. hoeveelheid van het onder 1 genoemde gewicht: een pond suiker; dertig cent per pond; bij het pond; — (fig.) zich honderd pond lichter voelen, ten zeerste opgelucht; — (Zuidn.) ge zijt beter af met een ons geluk als met een pond verstand:
3. oude rekenmunt, thans nog in Engeland bekend: een pond Vlaams was 240 groten en werd ook pond groot genoemd; een pond sterlitig is 20 shilling of 240 pence; dit boek kost twee pond; — (oneig.) het volle potui, de gehele som, al wat betaald moet worden;
4. (sold.) dag: hij kreeg drie pond, drie dagen politiekamer; nog acht pond, dan gaan we naar huis.