Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Nederland

betekenis & definitie

o. (-en), eig., laag gelegen land,

1. de gewone, maar niet-officiële naam van het Koninkrijk der Nederlanden;
2. naam voor de Noordelijke en Zuidelijke gewesten in: Noord- en Zuid-Nederland; — Groot-Nederland;
3. in het mv., (hist.) de Verenigde Nederlanden, de Republiek; ook de vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke gewesten van 1813 tot 1815; — de Spaanse, later Oostenrijkse Nederlanden, de Zuidelijke gewesten van 1648 tot het einde der 18de E.; — het Koninkrijk der Nederlamlen, sinds 1815 tot nu toe, eerst alle gewesten omvattende, later alleen de noordelijke.