Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Plein

betekenis & definitie

(<Fr.), o. (-en),

1. open, onbebouwde ruimte, bij of tussen bouwwerken: plein voor een kasteel, esplanade ; het plein voor het paleis ;
2. open ruimte voor het openbaar verkeer bestemd : een openbaar plein; het plein 1813 in Den Haag;
3. (meton.) het Plein, het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag ;
4. open veld bij een steenoven, waarop de gevormde stenen te drogen liggen.