Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Panorama

betekenis & definitie

(Eng.<Gr.), o. (-’s),

1. geschilderde afbeelding van een landschap of een ander tafereel, aangebracht langs de binnenwand van een cylindervormige tent, in het midden waarvan de toeschouwer gaat staan: het panorama werd uitgevonden door de Ierse schilder R. Barker.
2. gebouw waarin zulk een afbeelding als onder 1. te zien is.
3. vergezicht naar verschillende kanten op een landstreek.
4. (mil.) loods of tent waarin door figuren een terrein wordt voorgesteld, waarin door schijfjes springende projectielen kunnen worden nagebootst; dient tot oefening in de commando-techniek voor het schieten met geschut.