o. (-s), klein paard, hit; — (fig.) paardje rijden, zeker kinderspel; (fig.) hij eet zoveel als een paardje trekken kan, hij eet zeer veel; — (zegsw.) hij is geweldig op zijn paardje, hij spreekt op een hoge toon, hij is boos; — hij is gauw op zijn paardje, hij wordt gauw boos; — wat rijdt hij weer op zijn paardje, wat gaat hij weer te keer; het is een losgebroken paardje; — ik geloof dat hij een paardje schijtgeld heeft, dat hij schatrijk is; — ik heb geen paardje schijtgeld op stal, ik heb het geld niet voor ’t grijpen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk