Wat is de betekenis van paardje?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

paardje

Het begrip paardje heeft 3 verschillende betekenissen: 1) klein paard, pony of minipaard. Ook liefkozend gebruikt voor een paard met een normale schofthoogte. 2) beeld van een paardje. beeld of afbeelding van een paardje, bijvoorbeeld in de kunst. 3) klein speelgoedpaard.

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

paardje

(1909) (< West-fries) zie citaat. • Paardje. I. Fooi, die gegeven wordt aan iemand, die gekocht vee betaalt. Hoewel in W. F. 't woord paard regelmatig wordt uitgesproken als peerd, behoudt het in dit geval steeds de aa-klank. II. In de uitdr. Ik heb geen paardje-schijt-geld, ik kom niet zoo gemakkelijk aan geld. (J. De Vries: Westfriesche w...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Paardje

o. (-s), klein paard, hit; — (fig.) paardje rijden, zeker kinderspel; (fig.) hij eet zoveel als een paardje trekken kan, hij eet zeer veel; — (zegsw.) hij is geweldig op zijn paardje, hij spreekt op een hoge toon, hij is boos; — hij is gauw op zijn paardje, hij wordt gauw boos; — wat rijdt hij...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

paardje

o. -s; zie paard.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

paardje

('pa:rtjə) o. (—s) vklw. van → paard.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

paardje

o. (-s), klein paard, hit; (fig.) paardje rijden, a. loopspel waarbij het ene kind voor paard, het andere voor voerman of ruiter speelt, of waarbij een kind op de rug van een volwassene zit; b. op de knie rijden; (zegsw.) ik heb geen paardje schijtgeld op stal, ik heb het geld niet voor het grijpen.

2024-04-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Paardje

Paardje, (B. *-N), o. (-s), hit; (fig.) - rijden, zek. kinderspel; (fig.) hij eet zooveel als een - trekken kan, hij eet zeer veel.