Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Overvloedig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. tot overlopens toe vol: een tijd die overvloedig was aan buitengewone talenten; — (bijb.) overvloedig zijn in iets;
2. (bij uitbr.) in ruime hoeveelheid aanwezig, in overvloed voorhanden, rijkelijk: een overvloedige voorraad; een overvloedige regen; een overvloedige oogst; — bw., in overvloed, in ruime mate: wat hij ons zo overvloedig heeft geschonken; — als bw. van graad, ter versterking van bn. enz.: overvloedig mild.