Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ouderdom

betekenis & definitie

m.,

1. tijd dat iem. geleefd of iets bestaan heeft, leeftijd: wij zijn van gelijke ouderdom; hij stierf in hoge ouderdom; in de aanvallige ouderdom van drie jaren (behalve in de genoemde verbindingen gebruikt men meestal leeftijd); — (mil.) ouderdom in rang, tijd die men in de laatste rang gediend heeft;
2. (van zaken) tijd gedurende welke iets bestaat: de juiste ouderdom van het werk viel moeilijk te bepalen; — ouderdom van de maan, getal dagen sedert de verschijning van de nieuwe maan verlopen ;
3. hoge leeftijd : van ouderdom gebogen ; de ouderdom komt met zijn gebreken ;
4. alle personen die een hoge leeftijd hebben: men moet de ouderdom eren ;
5. (van zaken) langdurig bestaan: (zegsw.) geen ding betert door ouderdom.

< >