Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ontzaglijk

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. vrees en eerbied inboezemende : de ontzaglijke Goden; Napoleon was een ontzaglijk veldheer;
2. verheven, groots, indrukwekkend : wij Engelen, wij doorgronden dat ontzaglijk raadsel niet; de ontzaglijke hoogten dier sneeuw- en ijsvelden;
3. zeer groot: een ontzaglijke menigte; de kinderen hadden een ontzaglijke pret;
4. (bw.) in buitengewoon hoge mate, zeer veel of erg : hij kan ontzaglijk eten ; ik heb me ontzaglijk verveeld ; ik houd ontzaglijk veel van haar.