Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onkruid

betekenis & definitie

o., nutteloos of schadelijk kruid dat vanzelf opschiet op onbebouwde plaatsen of tussen de cultuurgewassen: het onkruid wieden; onkruid onder de tarwe (ook fig.); — (spr.) onkruid vergaat niet, de nuttelozen of onwaardigen zijn het taaist en blijven het langst leven.