Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ongeduld

betekenis & definitie

o.,

1. de gemoedstoestand waarbij het wachten als pijnlijk ervaren wordt, waarbij de tijd die ons van iets scheidt lang valt omdat het sterk begeerd wordt: een einde maken aan iemands ongeduld ; hij brandde van ongeduld ; trappelen van ongeduld ; met ongeduld wachten ; geduld; — Pietje Ongeduld, iem. die zeer ongeduldig is ;
2. de gemoedstoestand waarbij men verlangt naar het eind van een ervaring die als hinderlijk gevoeld wordt: hij luisterde naar hem met ongeduld en viel hem tenslotte in de rede.