I. bn. (-er, -st), niet diep : een on'diepe wond; on'diepe voren ; — inz. van het water : een on'diepe rivier; deze sloot is nogal ondiep'; — een on'diep huis, dat van de straatzijde zich niet ver naar achteren uitstrekt;
II. zn. o., (dicht.) ondiepe plaats, ondiepte.