Wat is de betekenis van onderworpen?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onderworpen

onderworpen - Bijvoeglijk naamwoord 1. onderdanig, ondergeschikt (in rang) onderworpen - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van onderwerpen Woordherkomst voltooid deelwoord van onderwerpen maar met een klinkerwisseling e-o (IPAː /ɛ/ - /ɔ/)

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onderworpen

onderworpen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-der-wor-pen 1. wie iemand anders moet of wil gehoorzamen ♢ dit onderworpen volk heeft niets te vertellen Bijvoeglijk naamwoord: on-der-wor-pen de/het onderworpen ......

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onderworpen

bn. (-er, -st), 1. ondergeschikt, gehoorzaamheid verschuldigd aan : een onderworpen volk ; 2. deemoedig, gedwee, lijdzaam: ik was zo onderworpen, mijn berusting was zo volkomen, ik vroeg zo weinig; 3. onderhevig, blootstaande aan: het land bleef aan de plaag des oorlogs onderworpen; aan dwalingen zijn wij allen onderworpen.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onderworpen

bn. (1 onder gezag gebracht, ondergeschikt aan; 2 gelaten, lijdzaam, gedwee, deemoedig, berustend; 3 lijdend, blootgesteld, onderhevig aan): 1 een door de Romeinen onderworpen volk; 2 de nederige en onderworpen Christen; 3 wij allen zijn aan dwaling onderworpen.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onderworpen

bn. (-er, -st) 1. ondergeschikt, onderdanig : een jongen die zijn ouders is. 2. deemoedig, gedwee, lijdzaam : kinderlijk -; zijn houding heeft ietss. 3. onderhevig : de mens is aan dwaling -.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onderworpen

bn. (—er, —st), ondergeschikt, onderdanig aan; door anderen beheerst: een — volk; deemoedig, gedwee, lijdzaam: zij was — en vroeg weinig; onderhevig, blootstaande aan: aan dwalingen zijn wij allen —.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onderworpen

Onderworpen bn. (-er, -st), ondergeschikt, onderdanig aan iem. of iets : het schepsel is der ijdelheid onderworpen; — deemoedig, gedwee, lijdzaam: ik was zoo onderworpen, mijne berusting was zoo volkomen, ik vroeg zoo weinig; — onderhevig aan een gebrek, een gevaar : het land bleef aan de plaag des oorlogs onderworpen. ONDERWORPENHEID,...