o. (...delen),
1. benedenste gedeelte van iets: het voorhoofd, breed gewelfd, stak uit boven het onderdeel van het aangezicht;
2. elk der kleinere delen waarin een deel van een geheel gesplitst is; gedeelte van een hoofddeel ofwel, minder eig., elk der delen die samen een geheel vormen: een paragraaf is een onderdeel van een artikel; de tandheelkunde is een onderdeel der chirurgie; een specialist is iemand die zich toelegt op een onderdeel van een wetenschap;
— (van maten en gewichten) evenmatig deel: de dm, cm, en mm zijn onderdelen van de meter;
— de onderdelen van een machine, de samenstellende delen; handel in radiotoestellen en onderdelen;
3. (minder eig.) ondergeschikt deel: de onderdelen van dit schilderij zijn hier en daar verwaarloosd, maar de hoofdfiguren zijn goed; (mil.) tactisch onderdeel, zelfstandige gevechtseenheid, b.v. een bataljon.