Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Voorhoofd

betekenis & definitie

o. (-en),

1. voorste gedeelte van de schedel; deel van het gelaat boven de wenkbrauwen, tot aan het haar ; een hoog, een breed, een gewelfd voorhoofd; de huid op die plaats : rimpels in het voorhoofd trekken ; (fig.) iem. als voor het voorhoofd slaan, hem geheel van zijn stuk brengen : — (fig.) dat staat op zijn voorhoofd te lezen, is duidelijk aan hem te merken ; — een plank voor het voorhoofd, een stalen voorhoofd hebben, zeer onbeschaamd zijn ;
2.(gew.) (landb.) het niet-doorgreppeld gedeelte van een stuk land dat doorloopt langs het hoofd der verschillende akkers.