Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onbekend

betekenis & definitie

bn. (-er, -st),

1. niet bekend, die of wat men niet kent, vreemd: een on'bekend persoon; het adres was van een on'bekende hand; wij verzeilden op een on'bekende kust;de schenker wenst onbekend' te blijven, wil niet dat zijn naam genoemd wordt; — (spr.) onbekend' maakt (Zuidn. ook is) onbemind, wie men niet kent heeft men niet lief, wat men niet kent daar houdt men niet van;
2. aan niemand bekend (althans in de voorstelling van de spreker): het geboortejaar van Maerlant is on'bekend; de oorsprong van dit woord is on'bekend; het platina was toen nog on'bekend,; — (in beperkter opvatting) niet bereisd of bezocht: on'bekende streken; — ergens niet voorkomend: dit gebruik is bij ons on'bekend;
3. geen naam gemaakt hebbende: Napoleon was toen nog jong en on'bekend; een niet on'bekend dichter; — een on'bekende grootheid, een onbekend figuur (op zeker gebied), schertsend gezegd met het denkbeeld dat een ander ten onrechte aan die persoon enige waarde hecht;
4. (wisk.) gezocht of berekend moetende worden uit gegeven grootheden: door de laatste letters van het alfabet (x, y, z) worden de on'bekende grootheden aangeduid;
5. niet kennende of wetende: onbekend' met iets zijn, het niet kennen of weten; — ergens onbekend' zijn, er de weg niet weten.