Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omstreeks

betekenis & definitie

I. bw., ongeveer, omtrent, om en bij: hij verdient jaarlijks omstreeks tien duizend gulden; de weg is omstreeks een mijl lang;

II. vz.,

1. in de nabijheid, in de omtrek van: de boot zal nu omstreeks Enkhuizen zijn;
2. (met betrekking tot de tijd) omstreeks Pasen; omstreeks de middag.