Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omhoog

betekenis & definitie

bw.,

1. van plaats, op een t.o.v. de spreker hoger gelegen punt, in de hoogte: naar omhoog, van omhoog; — (Zuidn.) te veel naar omhoog zien, te veel drinken; — (in ’t bijz.) in de hemel, als de zetel der Godheid beschouwd: zegen, gunsten van omhoog, van God ;
2. van richting: naar de hoogte, naar boven, opwaarts; — (in ’t bijz.) naar de hemel.

Omhoog vormt met een menigte werkwoorden scheidbare samenstellingen, waarvan alleen de voornaamste hier genomen zijn.