1. door de mond enige vloeistof tot zich nemen: hij drinkt een glas wijn ; als men verhit is, moet men niet te veel drinken ; de giftbeker drinken; zonder uitgedrukt object: wie dorst heeft wil drinken; uit een kopje drinken ; — iemands gezondheid of op de gezondheid van iem. drinken, hem onder het drinken van een glas wijn enz. gezondheid toewensen; op de goede uitslag drinken; — (fig.) hij kan zijn bloed wel drinken, is zijn gezworen vijand;
2. in ’t bijz.: alcoholhoudende vloeistoffen drinken: er werd sterk gedronken; drinken als een Tempelier, als een beest, een koe, een snoek, een zwijn, een spons enz., overmatig, buitensporig drinken; — iem. van de bank, onder tafel drinken, hem zoveel laten drinken (terwijl men zelf meedrinkt) dat hij van zijn plaats rolt, het van hem winnen in het drinken;
3. praegnant: hij drinkt, is aan de drank;
4. bij verg.: (een vloeistof) opzuigen: de spons drinkt het water; de grond dronk de regen; de aarde dro?ik het bloed van landzaat en van vreemden; de planten drinken met haar wortels ;
5. bij uitbr. : door ademen met de zintuigen of met de geest in zich opnemen: frisse lucht met volle teugen drinken ; zich aan schoonheid zat drinken.
II. zn. o., hoeveelheid van een vloeistof die men tot zich neemt: de zieke vroeg om drinken; heb je de hond. drinken gegeven? — wat men te drinken krijgt: het eten en drinken is er goed.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk