Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omgekeerd

betekenis & definitie

1. bn. bw., in tegengestelde stand (zich bevindend of geplaatst), omgedraaid: een omgekeerde kous; iets omgekeerd houden; — (bouwk.) omgekeerd gewelf, gewelf met de binnenzijde naar boven, b.v. tegen grond- of waterdruk gemetseld ; — (wisk.) omgekeerde evenredigheid, de betrekking tussen vier getallen, waarbij de verhouding tussen de beide eerste gelijk is aan het omgekeerde van de verhouding der beide laatste; — omgekeerde reden, reden die de voorgaande term van een andere reden tot volgende, en de volgende term dier reden tot voorgaande heeft: — (fig.) in (een) omgekeerde reden, in tegenovergestelde verhouding, juist andersom;

2. in zelfst. gebruik: het omgekeerde van een breuk, een breuk die de teller der eerste tot noemer, en de noemer der eerste tot teller heeft; — het omgekeerde van een getal, de eenheid door dat getal gedeeld; — het omgekeerde (van iets), juist het tegenovergestelde ;
3. bw., in tegenovergestelde zin : hij gedroeg zich juist omgekeerd ; — omgekeerd evenredig, van twee veranderlijke grootheden gezegd, die tot elkander in zodanige betrekking staan, dat bij het toenemen van de ene de andere gelijkmatig afneemt; — in het tegenovergestelde geval, daarentegen: of men eerst de kist en daarna de lessenaar, of omgekeerd eerst de lessenaar en dan de kist zou openen ; — abs. : van boven naar beneden of omgekeerd ; — vand. ook als voegw.: zij ergert zich als hij een pijp opsteekt, omgekeerd kan hij niet velen dat enz.

< >