o.,
1. graad van meester: 't meesterschap in de zeven vrije kunsten.
2. talent van iem. die meester in het vak is: spelen om het meesterschap, een spel spelen, om te zien wie er de knapste in is; —
hoedanigheid en macht of gezag van hem die meester is over anderen, heerschappij: zich het meesterschap aanmatigen; — ook fig.: het meesterschap over de taal.