Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Maagd

betekenis & definitie

v. (-en),

1. vrouwelijk persoon die geslachtsrijp is maar nog geen geslachtsgemeenschap heeft gehad, ongerepte jonge vrouw: een kuise maagd ; — (R.-K.) de Heilige Maagd, de Maagd Maria, de moeder Gods; — in praedicatief gebruik nagenoeg een bn. en ook van mannen gezegd: de jongen is maagd gebleven;
2. kloosterzuster: een aan God toegewijde maagd;
3. ongehuwde jonge vrouw: een jonge maagd wordt ras gevraagd;
4. (gew.) dienstbode, vgl. dienstmaagd;
5. personificatie van een stad of land: de maagd van I Gent;
6. zesde teken van de dierenriem.