(Gr.-Lat.), v.,
1. wetenschap die zich met de wetten van het denken bezighoudt; — leer van die wetten volgens een bep. wijsgeer: de logica van Aristoteles;
2. juiste redenering: daar is geen logica in wat je zegt; — iemands logica, de wijze van redeneren die volgens hem de juiste is;
3. het overtuigende: de logica der gebeurtenissen.