m. (-en), als stofn. v.,
1. naam van de door een lang achterlichaam en scharen aan het eerste paar poten gekenmerkte onderorde (Macrura) der tienpotige schaaldieren; de kleur is groenachtig grijs, doch wordt rood indien zij gekookt worden ; zij zwemmen achteruit men onderscheidt de rivierkreeft (Potamobius astacus) in bergachtige streken van Middel-Europa en de zeekreeft (Homarus vulgaris), o.a. in de Noordzee; — zo rood als een kreeft, vuurrood; — 2. sterrenbeeld, Cancer, oen der tekens van de dierenriem (aangeduid door os);
3. (fig.) sluw, doortrapt vrouwspersoon: zij is een loze kreeft; — (boekh.) kreeften, het terugkomend commissiegoed; — (gew.) onontwikkeld houtgewas; (ook) kind dat in zijn groei is blijven steken.