Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Koper, metaalsoort

betekenis & definitie

o.,

1. chem. element uit de eerste groep van het periodiek systeem (Cu), in zuivere toestand een rosé tot roodachtig bruin metaal met een s.g. van 8.9, zeer rekbaar en weker dan smeedijzer: koper komt in den handel in blokken of schuitjes, gewalst en ais draad; op schepen gebruikte men vroeger veel koper; zuiver koper wordt rood koper (ook aaneengeschreven) genoemd, ter onderscheiding van messing; — in koper snijden, (figuren) graveren in een plaat van rood koper; vand. in koper, in kopergravure;
2. messing, een legering van het onder 1. genoemde metaal met zink (ongeveer 1 op 2), ter onderscheiding daarvan bep. geel koper (ook aaneengeschreven) genoemd : een deurknop van koper;
3. (coll.) voorwerpen van (rood of geel) koper, koperwerk: de meid gaat het koper schuren; — 4. koperen geldstukken : er is bijna niets dan koper in het zakje;
5. de koperen instrumenten in een orkest: het koper klonk vals; ook de bespelers van die instrumenten;
6. (diev.) politie;
7. (fig.) de kleur van koper (1. of 2.);de klank van koper (5.):
8. (fig.) wat van minder waarde is (inz. gesteld tgov. goud.)

< >