o.,
1. chem. element uit de eerste groep van het periodiek systeem (Cu), in zuivere toestand een rosé tot roodachtig bruin metaal met een s.g. van 8.9, zeer rekbaar en weker dan smeedijzer: koper komt in den handel in blokken of schuitjes, gewalst en ais draad; op schepen gebruikte men vroeger veel koper; zuiver koper wordt rood koper (ook aaneengeschreven) genoemd, ter onderscheiding van messing; — in koper snijden, (figuren) graveren in een plaat van rood koper; vand. in koper, in kopergravure;
2. messing, een legering van het onder 1. genoemde metaal met zink (ongeveer 1 op 2), ter onderscheiding daarvan bep. geel koper (ook aaneengeschreven) genoemd : een deurknop van koper;
3. (coll.) voorwerpen van (rood of geel) koper, koperwerk: de meid gaat het koper schuren; — 4. koperen geldstukken : er is bijna niets dan koper in het zakje;
5. de koperen instrumenten in een orkest: het koper klonk vals; ook de bespelers van die instrumenten;
6. (diev.) politie;
7. (fig.) de kleur van koper (1. of 2.);de klank van koper (5.):
8. (fig.) wat van minder waarde is (inz. gesteld tgov. goud.)