Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kool (steenkool)

betekenis & definitie

v. (kolen),

1. de zwarte, broze of harde stof die ontstaat door onvolledige verbranding van organische stof en in hoofdzaak bestaat uit het element koolstof: plantaardige, dierlijke kool; norit is zuivere kool; hout wordt door verhitting in een afgesloten ruimte tot kool; — als tekenmateriaal, gewoonlijk houtskool genoemd; vand. de zegsw. met een zwarte kool aangetekend staan, slecht bekendstaan; — iem. met een zwarte kool tekenen, hem ongunstig voorstellen, hem zwart aftekenen; — zo zwart als kool, koolzwart;
2. (in ’t bijz.) steenkool, in de bodem onder hoge druk uit plantenresten gevormde steenachtige stof, als stookmateriaal gebruikt: een stuk kool; zie verder het art. Kolen;
3. gloeiend stuk van de onder 1. of 2. genoemde stof; meest in verkleinvorm (zie Kooltje); een dove kool, die niet meer gloeit; — (zegsw.) haar ogen glimmen als een kool.

< >