Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kenteren

betekenis & definitie

(kenterde, heeft en is gekenterd),

I. overg., (w. g.)
1. doen kantelen: een balk kenteren;een schip kenteren, overzij halen (b.v. om het te herstellen) ;
2. overladen (goederen van het ene schip in het andere);

II. onoverg.,

1. (van een vaartuig) kantelen, omslaan door verplaatsing van het zwaartepunt ; — omrollen : de mast kentert;
2. het tij kentert, het slaat om, de eb wordt vloed of omgekeerd; vaak hg. gebruikt met betr. tot het veranderen van omstandigheden en vand. ook van de kans gezegd ; — de stroom kentert, is aan ’t walen; — de storm kentert, loopt om.

< >