KALBAS, v. (-sen),
1. grote ronde vrucht van een klimplant, een soort van pompoen ;
2. plant waaraan deze vrucht groeit, komkommerachtige plant (Cucurbita lagenaria); (Zuidn.) dat is gebeurd in het land van kalbassen, waar de leugens op de bomen wassen, gezegd van onmogeljjke beweringen;
3. gedroogde bast of schaal van zo’n vrucht, als nap, kom, fles enz. gebruikt;
4. kalebaspeer ;
5. Jan Kalebas, zie Jan.