(zakte in, is ingezakt),
1. door zijn gewicht dringen in de stof van het steunende vlak of in een onderliggende holte: zware wagens zakken in een losse grond diep in; het water zakte dieper de buis in;
2. (van gewelven, muren, gebouwen enz.) in elkaar zakken, invallen, zakkend zijn verband verliezen; — 3. (hand.) (van koersen, prijzen, de markt) teruglopen, lager worden, vallen;
4. (van personen) in elkaar zakken.