Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Inwerken

betekenis & definitie

(werkte in, heeft ingewerkt),

1. met moeite naar binnen brengen of doen dringen in: het was een hele toer die paal diep genoeg de grond, in te werken ; een breuk inwerken, naar binnen duwen ;
2. (in een holte enz.) indrukken; — (meton.) de voegen van een metselwerk inwerken, instrijken :
3. al werkende aanbrengen in; — in timmer- of metselwerk invoegen en insluiten; — door weven, borduren enz. in iets aanbrengen : deze bloemen zijn netjes ingewerkt (in zekere stof);
4. een muur inwerken, naar boven smaller metselen, versnijden;
5. werking of uitwerking doen op : zwavelzuur op ijzer laten inwerken; het licht op een fotografische, plaat laten inwerken; — ook met betr. tot de geest: de artiest laat de realiteit op zich inwerken;

6.zich ergens inwerken, zich er in thuis maken, er van op de hoogte brengen: hij is in die betrekking nog niet ingewerkt; hij moet zich opnieuw in dat vak inwerken.