Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ideaal

betekenis & definitie

(<Fr.), I. zn. o. (idealen),

1. voorstelling van iets in de toestand van volkomenheid: zij benaderde het ideaal van vrouwelijke schoonheid ;
2. zulk een voorstelling als iets dat men verwezenlijkt hoopt te zien, waarnaar men streeft en dat men zich voorstelt als het hoogste : het ideaal zijner jeugd was reeds officier te worden ; zich idealen scheppen ; iem. zonder idealen;
3. persoon of zaak die zulk een voorstelling belichaamt: hij was een ideaal van deugd en heldenmoed; zij had haar ideaal gevonden, hem die zij gaarne tot echtgenoot had;
4. (abs.) het verhevene, hogere.

II. bn.,

1. wat aan de idee, de voorstelling van het volmaakte, beantwoordt: de ideale deugd;
2. (in verzwakte bet.) bijna volmaakt: een ideaal gedrag ; ideale toestanden, die men zich niet beter wensen kan; — iets ideaal vinden, overheerlijk, goddelijk; —dat lijkt mij niet ideaal toe, verre van pleizierig;
3. slechts met de geest waarneembaar (bovenzinnelijk) of in de gedachte aanwezig (denkbeeldig); vgl. Ideëel.