Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hoefslag

betekenis & definitie

m. (-en),

1. (hist. en gew.) het aandeel waarvoor een ingeland, op grond van de grootte (het morgental) zijner hoeve, in het onderhoud van een dijk of weg is aangeslagen; dat gedeelte hetwelk hij in orde moet houden ; (zegsw.) dat is buiten mijn hoefslag, daar heb ik niets mede te maken, dat is buiten mijn bevoegdheid ;
2. (veroud.) aangewezen staanplaats, post (van troepen); (fig.) iets op zijn hoefslag brengen, het op de aangewezen, de juiste plaats invoegen.