Wat is de betekenis van eenzaam?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eenzaam

eenzaam - Bijvoeglijk naamwoord 1. gebrek aan gezelschap ondervindend De eenzame weduwnaar raakte aan de drank. 2. zonder veel mensen dus rustig en stil Ik fiets en wandel graag over eenzame wegen en paden in Twente. Woordherkomst Afgel...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eenzaam

eenzaam - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: een-zaam 1. situatie waarin andere mensen zich niet om je bekommeren ♢ ze krijgen nooit bezoek, ze zijn eenzaam 1. een eenzaam avontuur [iets wat je helem...

2024-04-25
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

eenzaam

eenzaam: 'Hoe sterk is de eenzame fietser' zijn de beginwoorden van een bekend liedje van Boudewijn de Groot. Hier wordt een ibseniaans beeld geschetst van de fietser die het sterkste is als hij alleen fietst, met andere woorden als hij een echt individu is; in alle drama's van de grote Noor is de mens pas dan sterk als hij een individu is dat tege...

2024-04-25
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

eenzaam

Aan het begin van de twintigste eeuw een verhullende aanduiding voor lesbisch. Volgens Kunst & Schutte werd de term zeer veel gebruikt sinds Radclyffe Hall haar boek over het ongelukkige lesbische bestaan de titel ‘De bron van eenzaamheid’ (1928) meegaf. Ook Anna Blaman lijkt hiernaar te refereren in haar boek ‘Eenzaam avontuur’ (1948). Thans v...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eenzaam

adj. & adv., ienlik, ienich, iensum, ienber, allinnich; — wonen, op ’e romte, op skreijershoek wenje.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eenzaam

bn. bw. (eenzamer, -st), 1. alleen, zonder gezelschap, ver van anderen verwijderd: eenzaam wonen; een eenzaam huisje; — eenzame opsluiting, alleen in een cel; — met gedachte aan verlatenheid: hij bleef in zijn ouderdom eenzaam achter; een eenzaam leven leiden; 2. zonder gezelschap van anderen verricht...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eenzaam

bn., bw.; eenzamer, eenzaamst (1 zonder gezelschap, alleen; afgezonderd v. anderen; 2 zonder gezelschap verricht, doorleefd; 3 onbezocht, stil): 1. de eenzame wandelaar; 2. een eenzaam leven; 3. een eenzame weg; het is er wel wat eenzaam; nog: eenzame opsluiting, cellulaire.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eenzaam

('e:nza:m) bn. en bw. (,..zamer, -st) 1. van anderen verwijderd, zonder gezelschap : de ...zame wandelaar. Syn. → alleen. 2. zonder gezelschap doorleefd : een leven. 3. weinig bezocht, verlaten : een ...zame straat; een huisje; wonen. Syn. → afgelegen. 4. in een (gevangenis)cel : een ...zame opsluiting.