Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Driftig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. hartstochtelijk, vurig, heftig;
2. haastig, met drift: hij kwam driftig op mij toelopen;
3. vervuld van plotselinge toorn of ongeduld: gij moet u niet zo driftig maken;
4. oplopend, gemakkelijk in drift gerakend: driftig van aard zijn; — ook van uitingen die uit die gesteldheid voortkomen: driftige woorden; een driftige beweging;
5. drijvend, meest in driftig worden; (zeew.) onbeheerd op zee ronddrijvend: zodra goederen driftig geworden zijn, staan zij onder het beheer der strandvonderij; — van het anker losgeraakt, op drift (van schepen); — (w. g.) driftig weer, buiig.

< >