Wat is de betekenis van driftig?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

driftig

driftig - Bijvoeglijk naamwoord 1. in hoge mate prikkelbaar, opvliegend driftig - Bijwoord 1. wild, snel, verwoed Hij was driftig aan het rekenen of hij wel genoeg verdiend had om op vakantie te kunnen gaan. Woordherkomst afgeleid van drift met het achtervoegsel -ig...

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

driftig

driftig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: drif-tig 1. gauw kwaad zijn ♢ zijn zus is heel kalm, maar Karel is nogal driftig 2. heel erg boos ♢ met een driftig gebaar veegde hij alles van tafel...

2024-04-16
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

driftig

vurig; kwaad; opvlieënd.

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Driftig

adj. & adv., driftich, forheftich hjithollich, opljeppen(d), gysten, koartkearich, opsternaet, blastich, rimpen; zichmaken, jin hyt meitsje, fonk jaen, fan 'e ein skuorre; iem.maken immen de sûnde ta de hals út helje.

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Driftig

bn. bw. (-er, -st), 1. hartstochtelijk, vurig, heftig; 2. haastig, met drift: hij kwam driftig op mij toelopen; 3. vervuld van plotselinge toorn of ongeduld: gij moet u niet zo driftig maken; 4. oplopend, gemakkelijk in drift gerakend: driftig van aard zijn; — ook van uitingen die uit die gesteldheid voortkomen: drifti...

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

driftig

I. bn. (1 van schepen en goederen: in een vloeistof zich verplaatsend, [af]drijvend; onbeheerd, v. ’t anker losgeraakt, ronddrijvend; 2 haastig; 3 vervuld van plotselinge toorn of heftig ongeduld; 4 opvliegend): 1. — worden; 2. met -e schreden kwam hij op ons af; 3. — worden; zich — maken; 4. een — en oplopend karak...

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

driftig

bn. en bw. (-er, -st) 1. in een vloeistof drijvend: een schip kan worden. 2. hartstochtelijk: zijn liefde was -. Syn. ➝ boos. 3. overhaastig: met -e schreden; werken. Syn. fluks, gezwind, haastig, haastiglijk, ijlings, in aller ijl, schielijk, spoedig. 4. zich snel tot drift latende vervoeren, maar onmiddellijk weer bedaard: van aard; zich make...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Driftig

bn. en bw. (-er, -st), 1. hartstochtelijk, vurig, heftig; 2. haastig, met drift: hij kwam driftig op mij toelopen; 3. vervuld van plotselinge toorn of ongeduld: je moet je niet zo driftig maken; 4. oplopend, gemakkelijk in drift gerakend: driftig van aard zijn; ook van uitingen die uit die gesteldheid voortkomen: driftige woorden; een driftige bewe...