Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Drieklank

betekenis & definitie

m. (-en),

1. (muz.) akkoord v. drie tonen v. een octaaf, inz. van grondtoon, terts en quint; benevens de akkoorden die door omkering hieruit gevormd kunnen worden;
2. (taalk.) (veroud.) vereniging van drie verschillende klinkers; het beschaafde Nederlandse heeft geen andere drieklank dan alleen iau in het tussenw. miauw.