Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Don

betekenis & definitie

m. (-s), heer, eretitel in Spanje en Italië, vóór voornamen; als znw.: Spaans edelman : zonk, snoevende Dons, u het hart in de schoenen?Don Quichot, dolende ridder, hoofdpersoon van het gelijknamige boek van Cervantes; oneig.: iem. die blindelings ijvert voor hersenschimmige idealen; — Don Juan, iem. die de dames het hoofd op hol brengt, vrouwenverleider.