(dobberde, heeft gedobberd), drijvende zachtjes op en neder gaan (in het water); bij uitbr. van personen op een schip : hij dobbert al op de baren; — spelevaren; — fig. : tussen vrees en hoop dobberen, nu vrezen, dan hopen; — van koersen: op en neer gaan, niet vast zijn; — (Zuidn.) weifelen, aarzelen; — hij wist zijn zaak zowat dobberende te houden, boven water, gaande te houden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk