ZACHTKENS, bw., op zachte wijze:
1.zonder kracht of druk: iets zachtjes aanraken ;
2. niet luid, zonder leven te maken : zachtjes spreken, lopen ;
3. langzaam: zachtjes rijden; — zachtjes aan, niet wild, bedaard; (ook) langzamerhand: het wordt zachtjes aan tijd; het werd zachtjes aan licht, allengskens.