m. (-s),
1. (Rom. gesch.) elk der beide eerste overheidspersonen tijdens de Republiek; — (in Frankrijk) titel van de drie bewindvoerders 1799—1804.
2. gevolmachtigd vertegenwoordiger ener vreemde regering in een land, resp. stad, ter waarneming van de (handels)belangen der onderdanen van die staat: in havensteden wonen veel consuls.
3. vand. gevolmachtigde van een vertakte vereniging, aan wie de belangen der leden in een bepaald district zijn toevertrouwd, b.v. bij de wielrijdersbond.