Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Boosaardig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. kwaadaardig, venijnig: een boosaardige koorts, gezwel.
2. boos (in de bet. vijandig, kwaadwillig) met het bijdenkbeeld van sluwheid of van zich vermeien in eens anders leed: boosaardige laster, moedwil, domheid; boosaardig verspreide leugens; een boosaardige blik.