Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bezigheid

betekenis & definitie

v. (...heden), dat waarmee men bezig is, werk, verrichting : met bezigheden overladen zijn ; hij is altijd vol bezigheden ; nuttige bezigheid zoeken ; hij verkwist zijn tijd met ledige bezigheid, in schijn heeft hij het altijd druk, doch inderdaad voert hij niets uit; — in ’t bijz.: beroepswerkzaamheid : iem.’s dagelijkse bezigheden.