Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Beven

betekenis & definitie

(beefde, heeft gebeefd), met een korte, snelle beweging heen en weer gaan, zonder gedachte aan geluid (dit in tegenst. tot trillen), niet zo sterk als sidderen: de grond beefde onder zijn voeten ; — van koude, van vrees, angst, ontzetting, schrik beven ; beven als een riet; — de onbep. wijs wordt ook als znw. gebezigd: iets met schrik en beven tegemoet zien; — oneig.: voor iem. beven, veel vrees voor hem koesteren, bang voor hem zijn.